Nooit zijn er zo weinig wethouders politiek ten val gekomen als na de gemeenteraadsverkiezingen van 2014: slechts 16. Dat is fors lager dan bij de start van de collegeperiodes na de raadsverkiezingen van 2010 (28), 2006 (33) en 2002 (29).
Bredere coaliteis stabieler
Er dient zich een aantal verklaringen aan waarom het aantal gesneuvelde wethouders na de collegevorming van 2014 zo laag is uitgevallen. Er is een opmerkelijk verschil in de start van de huidige collegeperiode vergeleken met die van vier jaar geleden. Toen waren er acht maanden na de verkiezingen al acht colleges door onderlinge meningsverschillen ten onder gegaan. In 2014 zijn alleen Culemborg en Leidschendam-Voorburg getroffen door een coalitiebreuk. Dat geringe aantal is op zijn minst opvallend wanneer bedacht wordt dat er als gevolg van de versplinterende verkiezingsuitslag in 2014 een veel groter aantal colleges met uitsluitend nieuwe wethouders is aangetreden dan in 2010. Het lijkt erop dat de bredere, nieuwe coalities voorlopig stabieler zijn dan na de verkiezingen van 2010.
Niet op spits gedreven
Maar meer waarschijnlijk is dat de nieuwe coalities hun eventuele politieke meningsverschillen niet op het spits hebben gedreven omdat iedereen erg druk is geweest met de grootste verandering ooit in bestuurlijk Nederland: de voorbereiding op de nieuwe gedecentraliseerde taken voor jeugd, werk en zorg. Het laagste aantal politiek gesneuvelde wethouders sinds de invoering van het dualisme in 2002 kan daarmee wel eens duiden op een stilte voor de storm. De verwachting van veel waarnemers en bestuurskundige analisten is dat in 2015 tal van wethouders worden afgerekend omdat gemeenten de zorg voor kwetsbaren en ouderen door de gelijktijdige, forse bezuinigingen niet kunnen waarmaken. In 2014 kostte de introductie van die nieuwe taken tot dusver één wethouder het politieke leven. In Kampen nam Sybren Gerlofsma ontslag nadat zijn partij (SP) zich verzette tegen het schrappen van de huishoudelijke zorg uit de nieuwe wet maatschappelijke ondersteuning.